(als je met je muis over een plaatje gaat zie je wat voor onderschrift erbij hoort)





Ik ben Gerdientje Nap en krijg les van de beroemdste meester van Nederland: Klaas de Vrieze. Wat die niet allemaal weet en kan... Bij ons in Wildervanksterdallen raken we er niet over uitgepraat. Hij schrijft zelfs boeken. Ook voor kinderen.

Zijn 'Kijkjes in de plantenwereld' is bekend van Groningen tot Maastricht. En reken maar niet dat we altijd binnen zitten. We hebben een schooltuin, waarin van alles groeit en bloeit. Dat komt door een wit poeder, dat kunstmest genoemd wordt. Meester heeft de ene helft van de tuin met dat witte poeder en de andere helft met stalmest van Boer Schuringa bemest. En waarachtig, de 'poederplanten' groeien veel beter dan de 'strontplanten'. Geloof maar dat meester onze tuin aan alle ouders in Wildervanksterdallen laat zien.
Ziezo, nu snel de klompen aan en naar school. Help...!!! Een muis..., er zit een muis in mijn klomp! Maar als een bliksemflits zo snel is het kleine veldmuisje verdwenen. Gelukkig dat meester het niet heeft gezien. Een boerenmeisje uit Wildervanksterdallen dat bang is voor muizen..

 

Klaas de Vrieze, de kunstmestschoolmeester

In 1890 was Veendam hard op weg om hét aardappeldorp van Nederland te worden. Nergens werden meer aardappelen verbouwd, nergens stonden meer aardappelmeelfabrieken. En... nergens wisten de boeren meer van het verbouwen van aardappelen dan hier. Dat had alles met kunstmestvoorlichter Klaas de Vrieze te maken. Meester De Vrieze gaf niet alleen de schoolkinderen van Wildervanksterdallen les, maar ook de boeren. Er was geen café of herberg in de Veenkoloniën of hij had er de landbouwers uit de omgeving bij elkaar getrommeld. Daar vertelde hij ze hoe ze de grond het beste konden bewerken. Helemaal op dreef raakte hij als hij ze voorrekende dat kunstmest goedkoper was dan het dure stratendrek uit Stad. Samen met zijn buurman Schuringa had hij in Wildervanksterdallen een proefveld aangelegd. Daar kon iedereen met zijn eigen ogen zien dat kunstmest de grond vruchtbaar maakte. Het duurde lang voor de boeren dat wilden geloven. Ze werden zelfs kwaad als iemand dat durfde te beweren. Klaas kon ervan meepraten, want als kind had hij bij maanlicht het witte poeder over het land moeten strooien. Als hij het op klaarlichte dag had gedaan, zou zijn vader door woedende boeren lastig zijn gevallen.

Maar bij de dood van Klaas de Vrieze in 1915 was er alleen maar bewondering. In Bareveld is een standbeeld voor hem opgericht. Daarop is te lezen:
Hij wees den landbouw nieuwe wegen
Den Boer tot heil, het land tot zegen.
Een schoolmeester en hobbyboer die een standbeeld van de Veenkoloniale landbouwers krijgt, dat is toch wel heel bijzonder. De plek die ze uitkozen was dat ook. Het moest Bareveld worden, op de grens van de Oude en Nieuwe Veenkoloniën.
Oude en Nieuwe Veenkoloniën? Hoeveel Veendammers en Wildervankers zouden het verschil vandaag de dag eigenlijk weten? Maar in 1915, toen er in het veen bij Ter Apel en in Zuidoost Drenthe nog volop turf werd gestoken, wist iedere Veenkoloniaal dat. De Oude Veenkoloniën waren al in de zeventiende eeuw (1600-1700) ontstaan. Vanaf 1600 waren dat Oude en Nieuwe Pekela en Hoogezand-Sappemeer en na ongeveer 1650 Veendam, Wildervank, Borgercompagnie , Tripscompagnie, Ommelanderwijk en de Zuidwending. De ‘Nieuwe’ waren er eerst na 1765 gekomen, toen er met het graven van het Stadskanaal begonnen was. De dorpen aan dit kanaal hoorden erbij en alle Veenkoloniën die in Drenthe gesticht waren. En Bareveld, op de grens van Drenthe en Groningen, ligt inderdaad precies tussen ‘oud’en ‘nieuw’in.

Alle Veenkoloniale boeren, van Hoogezand tot Klazienaveen, wisten wat ze aan de schoolmeester uit Wildervanksterdallen te danken hadden. Als zij de kunstmest over het land strooiden konden ze ervan op aan dat hun aardappelen straks veel beter wilden groeien dan vroeger. Wat hadden hun vaders en grootvaders niet gemopperd over de schrale grond die zo weinig opbracht. Er moest flink wat mest overheen wilden de aardappelen en de rogge flink wat opbrengen. Maar stalmest, compost stadsvuil, (de zogenaamde stratendrek) en de vruchtbare grond van de wierden waren duur. De stalmest omdat de Veenkoloniale akkerbouwer maar weinig koeien en ander vee had. De compost, omdat die zo in trek was dat er flink voor betaald moest worden. En de met schepen aangevoerde afgegraven grond van de Groninger wierden was helemaal niet te betalen.

En toen was daar die schoolmeester uit het kleine Wildervanksterdallen met zijn verhalen over kunstmest die veel goedkoper was en het land vruchtbaarder maakte dan welke ‘natuurmest’ ook.
Klaas Jan de Vrieze is in 1836 in Oude Pekela geboren. Daar was zijn vader hoofd van de lagere school en daarbij ook nog boer. Dat kwam in de negentiende eeuw meer voor, ook burgemeester Borgesius combineerde beide banen. Vader De Vrieze en Oude Pekela’s burgemeester waren geen gewone boeren. Zij begrepen dat de wetenschap de landbouwer verder kon helpen. En juist aan het einde van de negentiende eeuw werd er van alles onderzocht. Vooral in vakken als natuur- en scheikunde. Het ene na het andere laboratorium werd gebouwd. Over wat de onderzoekers ontdekten, schreven zij in kranten en boeken. Vader De Vrieze en burgemeester Borgesius volgden de nieuwste ontwikkelingen nauwgezet. Zo kwam het dat zij de jonge Klaas stiekem kunstmest over een akker lieten strooien. En wat waren ze blij toen bleek dat juist in die grond de aardappelen het best wilden groeien!

De jonge Klaas is net als zijn vader onderwijzer geworden. Hij was nog jong toen hij in Wildervanksterdallen hoofd van de dorpsschool werd. Hij kon prachtig vertellen en leerde de boeren uit de hele omgeving om de juiste kunstmest te gebruiken. Hij werd leraar aan de eerste Rijkslandbouwwinterschool in ons land. Met zijn Kunstmestboekje kreeg hij lezers in het hele land. Landbouwscholen moesten er komen! De zonen van de landbouwers naar een landbouwschool om beter boer te worden.

Toen hij in 1915 overleed hoefde je maar over over de velden te kijken om met eigen ogen te zien wat hij teweeg had gebracht. De boeren strooiden niet alleen kunstmest over de akkers, maar experimenteerden ook om betere aardappelrassen te krijgen en nieuwe werktuigen uit te proberen. Hij kreeg de boer achter de boeken, want theorie en praktijk hoorden bij elkaar.

Kortom: hij leerde de ouderen en onderwees de jongeren.


KLIK HIER OM TE ZIEN WAAR DIT VERHAAL ZICH HEEFT AFGESPEELD
KLIK HIER OM DIRECT NAAR DEEL 32 TE GAAN: 
Sportief Veendam, 1895