(als je met je muis over een plaatje gaat zie je wat voor onderschrift erbij hoort)





In ben Herman de Vries en maakte het eerste clownsdoelpunt in Veendam. Eigenlijk ben ik nog te jong om met de spelers van Look Out mee te doen. Maar nu de club één jaar bestaat word ik in de gekostumeerde feestwedstrijd opgesteld. Met een punthoed, wijde broek en rood geverfde appelwangen zie ik er uit als een echte clown. In zo'n partij mag er van alles. Wie jong en slim is kan daar gebruik van maken. Klein maar dapper... En dat ben ik.

Tijdens de wedstrijd ren ik op de rechtervleugel, maar ik krijg eerst geen bal. En als die dan toch in mijn buurt komt, word ik door stevige knapen, die als zeeman of slager verkleed zijn, ondersteboven gezwiept. Maar opeens zie ik mijn kans. De bal komt mijn kant aangerold. Ik doe mijn punthoed af en tik de bal er met mijn voet precies in. Met de bal in de hoed stuif ik op het doel af. Het is geen hands. Dan gooi ik hem met hoed en al in het doel. Goal!!! Meteen begint het orkest van Leviet, dat voor de feestmuziek zorgt, te spelen. Het publiek vindt het prachtig. Ik heb mijn eerste doelpunt voor Look Out gescoord.

 

Allerlei sportclubs

Zo rond 1900 gingen steeds meer Veendammers en Wildervankers aan sport doen. Er kwam meer vrije tijd, tenminste voor wie de tijd had om zich voor eigen plezier in het zweet te rennen. Wie in de fabriek, op het boerenland of als dienstmeisje lange dagen maakte, staalde zijn spieren al genoeg. Maar één sport is zo oud als de Veenkoloniën zelf: het schaatsen. Arm en rijk, oud en jong zwierden over de bevroren diepen en wijken. Vooral tochten naar Zuidlaren en Stadskanaal waren populair. Overal waren kortebaanwedstrijden.

Van de sportverenigingen was Look Out wel oud, maar niet de oudste.

In Hotel de Nederlanden rolden de ballen van de kegelclub Wildervank al vóór 1875. Ook fietsclub De Pijl, opgericht in 1886, was ouder. Gymnastiekvereniging Clias uit Wildervank bestond toen al wel. Zij is van 1883 en noemde zich naar de Zwitser Phokion Heinrich Clias. Als een van de eerste gymnastiekleraren in Europa was hij zijn tijd ver vooruit. Een gezonde geest in een gezond lichaam hield hij zijn landgenoten voor. Daar bedoelde hij mee dat wie fit en gezond is ook beter kan denken, studeren en werken. Vooral bewegen was belangrijk, het liefst strak in de pas. Niks vrijheid blijheid, maar precies in de maat marcheren. Langzaam maar zeker drongen de ideeën van Clias in de rest van Europa door. Er waren zelfs cafébazen en houders van stations-koffiehuizen die turntoestellen aanschaften. Aan brug, rekstok en ringen konden de reizigers, die in trein of tram wat stijf waren geworden, de spieren soepel maken. Als herboren vervolgden zij dan hun reis of stapten kwiek op huis aan.

Aan de waterkant wierpen sinds mensenheugenis jong en oud hun hengel uit. Een echte van bamboehout of gewoon een lange bonenstok. Toen de kanalen zo vuil werden dat er geen vis in kon leven, werd er in de wijken verderop gehengeld. Veel lutje Veenkolonialen deden niets liever dan na schooltijd naar hun hengelstok grijpen. Een kluitje natgemaakt brood of een worm uit het meegebrachte jampotje ging aan het haakje. En wee de arme voorn, baars of paling die toehapte! Niets smaakte lekkerder dan een gebakken visje, dat nog maar even geleden uit diep of wijk was gehaald.

Sport mocht dan vooral een vermaak voor de jeugd zijn, er waren uitzonderingen. Bij de kegelbanen waren meestal heren in vesten te vinden. Met een goede sigaar in de mond wachtten zij op hun beurt om de kegels over de banen te laten rollen. Op bedaarde wijze probeerden zij alle negen te raken. De kegelsport was rond 1900 bijzonder populair. Elke herberg of hotel had zijn kegelbaan.

De opkomst van het voetballen in Veendam en Wildervank was ook al aan een groepje jonge sportievelingen te danken. Uit de ‘betere kringen’, dat wel. Het was een logé van Dokter Mees aan het Beneden Oosterdiep, die de Veendammers met het voetballen in aanraking bracht. Deze ‘Bruintje’ Oving was lid van de oudste voetbalclub uit de provincie Groningen, Be Quick uit ‘Stad’. Hij had een echte leren voetbal en trok ermee naar het grasland van boer Bendiks achter het huis van dokter Mees. Eerst kwam er niemand opdagen, tot Carel Steenhuisen wel met ‘Bruintje’ tegen de bal wilde schoppen. Hij was meteen enthousiast. Andere jongens zagen het en speelden mee. Zij besloten een voetbalclub op te richten: Look Out (1894).

In 1909 veranderde Look Out zijn naam. De voetballers waren zo blij dat prinses Juliana geboren was dat zij hun club herdoopten in P.J. (Prinses Juliana) Veendam. Maar dat toevoegsel verdween ook weer en nu staat de club bekend als Veendam 1894. Een van de vele voetbalclubs in de gemeente, want ook in Borgercompagnie, Bareveld en Wildervank wordt onder de naam van het eigen dorp gevoetbald. Ommelanderwijk en Zuidwending doen het samen (DWZ: De Wieke-Zuidwending).

Omdat Veendam goed voetbalde, bracht de club het in 1954 zo ver dat er betaald voetbal gespeeld werd. Voetballer werd een beroep. Daaraan moesten sommige Veendammers nog wennen. Toen het dochtertje van de beroemde Veendammer voetballer, doelman Frans de Munck, voor het eerst de klas van de lagere school binnenstapte, vroeg meester haar naar het beroep van haar vader. Toen hij ‘voetballer’ als antwoord kreeg, schudde hij zijn hoofd. ‘Dat kan niet meisje, vraag je vader of moeder maar wat hij echt doet; dan kun je mij dat vanmiddag mooi vertellen.’

1986 en 1988 werden de gloriejaren voor sportief Veendam. De voetbalclub speelde op het allerhoogste niveau: de eredivisie.

Ook tennis hoort bij de sporten die al vroeg beoefend werden. Vermoedelijk eerst in de prachtige tuin van de deftig aandoende sociëteit Veenlust. Later werd achter deze Veenlusttoene een prachtig sportveld aangelegd. Daar draafden de paarden, werd hardgelopen en kon er vanaf 1908 getennist worden. Ook de gymnastiekwedstrijden in de open lucht vonden hier plaats. ’s Winters was het ruim baan voor de schaatsers. Nergens werd toen meer gesport dan in het hart van Veendam.

En trots dat de Veendammers waren! Een liedje uit de revue, die leerlingen opvoerden toen de hbs zijn nieuwe schoolgebouw (het huidige Veenkoloniaal Museum) betrok, werd zelfs een echte tophit:

Wat voor schoons mag zijn,
In ’t groote Amsterdam:
Daar is geen sportterrein
Als hier in Veendam!
En dan die Veenlusttuin
Biedt zoveel schoons u aan,
Dat u vast zegt: ik blijf hier,
Ik wil hier niet vandaan.

Dat was in 1911. In 2012 is er niets meer van zoveel schoons over. Parkeerplaatsen en een winkelpromenade hebben de herinnering aan de vroege scheuvellopers en peerdjerieders uitgewist.

In de de 21ste eeuw worden er meer sporten dan ooit beoefend. Door jong en oud, door arm en rijk. En dat in de hele gemeente; in hallen, zalen en in de buitenlucht.


KLIK HIER OM TE ZIEN WAAR DIT VERHAAL ZICH HEEFT AFGESPEELD
KLIK HIER OM DIRECT NAAR DEEL 33 TE GAAN:
Aardappelland, 1910