(als je met je muis over een plaatje gaat zie je wat voor onderschrift erbij hoort)



 

Mijn naam is Loes van den Heuvel en wij liggen met ons schip in het A.G. Wildervanckkanaal. Mams is in Veendam geboren en omdat pap het te druk heeft met het lossen, pakken we onze fietsen van het achterdek. We gaan mam's oude woonplaats bekijken. We zijn Veenlust nog niet voorbij of zij schrikt. Wat is daar toch hier aan de hand? We zien vrachtauto's, draglines en andere machines bij het Oosterdiep. 'Wat gebeurt hier?' vraagt ze aan een man die alle drukte tevreden bekijkt. 'Het Oosterdiep wordt gedempt', zegt hij.' 'Alles gaat dicht. Het is afgelopen met de stinkerij. Het wordt hier net een wereldstad. Je zoeft straks over een echte boulevard van Veendam naar Wildervank.'

'Je kakelt als een overjarige kip, Klaas Kwak.' Een oud vrouwtje is komen aansloffen. Ze houdt een vergeeld schriftje in haar hand en leest er hardop uit voor.
Water, door onze voorvaderen ontstaan,
Mag door hun nakroost niet vergaan.
Wie daaraan ontrouw is,

Wacht eeuwige verdoemenis.

‘Dat heeft Rikste van Zuidbroek zelf gezegd. Zij was het wikwiefke dat de waarheid voorspelde, ook al was die nog zo bitter Ik heb het allemaal opgetekend.' 
En weg is ze weer. De man schudt zijn hoofd. Wij stappen weer op onze fietsen.

 

Het wordt hier net een wereldstad

Tot 1950 lagen Veendam, Wildervank, Borgercompagnie, Tripscompagnie, Ommelanderwijk, Zuidwending, Kibbelgaarn, Korte Akkers en Wildervanksterdallen er nog min of meer bij als honderd jaar eerder. Natuurlijk, het verkeer, de kleding, de gebouwen waren anders. Maar de dorpen lagen nog altijd langs rechte wegen, rechte kanalen met daarachter smalle, rechte akkers. Echte veenkoloniën.

Daarna veranderde er veel. De smalle akkers bleken voor de moderne boer met zijn zware machines toch niet zo praktisch. Er kwamen ruilverkavelingen. Het land kwam dichter bij de boerderij te liggen. Wijken werden gedempt, de akkers werden groter en breder. Over wegen van asfalt en beton konden de tractoren en grote machines overal op het land komen. De lange lanen langs eindeloos lijkende wijken verdwenen. Op het boerenland moest alles groter en royaler. Voor het kleine ainpeerdsboertje was geen plaats meer. Hij verdween, net als zoveel andere boeren. Minder boeren met meer land, daar ging het op aan.

Met de fabrieken ging het na 1960 bergafwaarts. Allerlei industrieën die in de negentiende eeuw (1900-2000) tot bloei waren gekomen, konden het niet meer bolwerken. En dan was er het vuile, stinkende water dat de aardappelmeelfabrieken op de kanalen loosden. In die kwade reuk wilde niemand meer leven. Ook de eigen inwoners niet. De vervuiler betaalt. Dat was vooral de aardappelmeelindustrie. Avebe, die van de gezamenlijke boeren was en zijn grote concurrent Scholten-Honig waren de grote fabrieken. Zij, gunden elkaar het licht in de ogen niet. Beide leken ten onder te gaan. Maar dan zouden er zoveel arbeiders op straat komen te staan, dat de regering wel moest ingrijpen. Avebe bleef en nam Scholten over. Er was voortaan één fabrieksreus in het aardappelland.

Er veranderde meer in de gemeente Veendam. Nieuwe woonwijken slokte veel grond op. Er kwamen nieuwe straten en woningen in allerlei soorten en maten. Er werd een enorm park aangelegd, het Borgerswold. Oude fabrieken mochten dan de deuren sluiten, moderne bedrijven kwamen er voor in de plaats. Het verkeer werd drukker, de auto werd de heilige koe genoemd. Alles moest voor haar wijken. Winkels zonder ruimte voor de auto konden de deuren beter sluiten. Brede wegen en royale parkeerterreinen hadden de toekomst. Weg met de diepen die haar geen ruim baan gaven.

En toch hield het dichtgooien van de kanalen halverwege op. Het water stonk niet meer, de auto's werden zo veel mogelijk om de dorpen geleid en de gedroomde boulevards bleken eentoniger dan gehoopt was. Veendam werd geen wereldstad. Toen de plezierbootjes door een schoon Oosterdiep gingen varen, wilde niemand van dempen nog iets weten.

Veendam veranderde en haar inwoners ook. Er kwamen nieuwe Veendammers uit Indonesië, Turkije, Suriname, de Antillen, de Balkan, Afrika, China en andere verre en minder verre landen. Zij zorgden ervoor dat de Veenkoloniën veelkleuriger werden. Net als 350 jaar geleden, toen het allemaal begon. De turfgravers en schippers kwamen in de zeventiende eeuw (1600-1700) ook overal vandaan. Weliswaar niet uit Turkije of Marokko, maar ‘Stad’, Friesland en het Duitse Emsland waren toen net zo goed een ver buitenland als Azië en Afrika nu.


KLIK HIER OM TE ZIEN WAAR DIT VERHAAL ZICH HEEFT AFGESPEELD