Veengroei en veenpioniers

Vanaf  5000 v. Chr. kwam de veengroei langzaam op gang. Het veenpakket groeide slechts een enkele millimeter per jaar. Bossen stierven af door de vernatting. Resten van deze bossen worden door mensen die in het veen werken als kienhout terug gevonden. Stukken van dit kienhout zijn voor en in de veenwand aangebracht. Sommige stammen zijn meer dan 2000 jaar oud.

In de linkerwand zijn voorwerpen te zien die achtergelaten zijn door mensen die af en toe het veen betraden. Zeer bijzonder is het restant van een uit 2500 v. Chr. daterend wagenwiel. Deze werd samen met een ander wiel, eind 19de eeuw in Musselkanaal door turfgravers gevonden. Waarschijnlijk maakte dit wiel onderdeel uit van een grafgift.

Rechts is een vitrine te zien met een hoorn van een rund. Ook deze hoorn werd door turfgravers gevonden en al in de 17de eeuw door Arent Hamminck van zilverbeslag voorzien en omgetoverd tot drinkbeker.

De overige voorwerpen zijn door de turfgravers en eerste bewoners in het veen achtergelaten. Het merendeel komt uit de in 1599 gestichte veenkolonie Oude Pekela.

De drie boven elkaar liggende maquettes geven de voortgang van de verveningwerkzaamheden weer. Men kijkt van noord naar zuid waarbij de stad Groningen aan de rechterzijde, net buiten de maquette, ligt en Winschoten aan de linkerzijde. 

Het schilderij van Mancadan geeft ons een blik op de eerste verveningswerkzaamheden rond Wildervank. Deze plaats dankt haar naam aan Adriaan Geerts Wildervanck, die in de 17de eeuw dit veengebied wist te verwerven. Wildervanck was één van de weinige grote particuliere verveners in de regio, de andere gebieden werden vaak door compagnieën aangelegd.