De veenkoloniale dorpen ontstonden als lange linten langs het kanaal. Het kanaal diende eerst voor de ontwatering van het veen en later voor het transport van de gegraven turf. Langs het kanaal vestigden zich al spoedig allerlei middenstanders. De vele schepen die door het kanaal voeren, soms meer dan 15.000 per jaar, zorgden voor een enorme bedrijvigheid bij o.a. de sluizen. De maquette toont ons de sluis te Martenshoek. Hier waren tientallen winkeltjes te vinden. Langs het kanaal ontstonden ook steeds meer bedrijven zoals scheepswerven en houtzagerijen.

Het bord herinnert ons aan de zagerij van K. en J. Wilkens. Zij bezaten ook een eigen scheepshelling en een eigen rederij. De familie Wilkens kwam als zovele pioniers, van oorsprong uit Westfalen, maar het dorpje Kalkwijk Lula werd bijvoorbeeld bevolkt door gevluchte Zwitserse doopsgezinden. Familienamen als Leutscher, afkomstig uit het Leutscherthal, maar ook namen als Muller, Thöne en Theiken herinneren nog aan hun afkomst